Перевод: с немецкого на нидерландский

с нидерландского на немецкий

С нидерландского на:
Немецкий
С немецкого на:
Нидерландский

ieder moet voor zijn eigen deur vegen

Толкование Перевод

1 Tür

Tür

〈v.; Tür, Türen〉

1 deur

♦voorbeelden:

1 der Tag der offenen Tür • open dag; 〈 ook〉 open huis

〈 figuurlijk〉 überall offene Türen finden • overal (gretig) gehoor vinden, overal welkom zijn

〈 informeel〉 offene Türen einrennen • open deuren intrappen

〈 informeel〉 jemandem die Tür einlaufen, einrennen • bij iemand de deur platlopen

〈 formeel〉 jemandem die Tür weisen • iemand (het gat van) de deur wijzen

〈 informeel〉 ach, du kriegst die Tür nicht zu! • goeie genade!, lieve hemel!

Tür zu! • (de) deur dicht!

an die Tür gehen • naar de deur gaan, lopen

aus der Tür treten • de deur uitkomen

bei, hinter verschlossenen Türen • achter gesloten deuren

durch die Tür treten • door, via de deur (naar binnen, buiten) komen

〈 informeel〉 mit der Tür ins Haus fallen • met de deur in huis vallen

vor die Tür gehen • buitenkomen, naar buiten gaan

〈informeel; figuurlijk〉 vor seiner eigenen Tür kehren • voor zijn eigen deur vegen

nicht vor die Tür kommen • het huis niet uitkomen

jemanden vor die Tür setzen 〈 ook figuurlijk〉 • iemand de deur uitzetten, iemand eruit gooien

vor der Tür stehen 〈 ook figuurlijk〉 • voor de deur staan

〈 figuurlijk〉 die Tür zu Verhandlungen offen halten • de deur voor onderhandelingen openhouden

den Kopf zur Tür (herein)stecken • het hoofd om de deur steken

jemanden zur Tür hinausbefördern, hinauswerfen • iemand eruit gooien, buitengooien

〈 informeel〉 zwischen Tür und Angel • inderhaast, in de gauwigheid

〈pejoratief; figuurlijk〉 einer Sache Tür und Tor öffnen • de deur(en) wijd openzetten voor iets

¶ 〈 spreekwoord〉 jeder kehre vor seiner Tür • ieder moet voor zijn eigen deur vegen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > Tür
2 kehren

kehren

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈 haben〉keren, wenden ⇒ draaien

2 〈 haben〉omkeren, wenden

3 〈haben/sein; sport en spel〉keren, een keersprong maken

♦voorbeelden:

1    in sich gekehrt • in zichzelf gekeerd

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 keren, wenden

III 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉

1 vegen, keren

♦voorbeelden:

¶    〈 spreekwoord〉 jeder kehre vor seiner Tür • ieder moet voor zijn eigen deur vegen

〈 spreekwoord〉 neue Besen kehren gut • nieuwe bezems vegen schoon

IV sich kehren 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich keren ⇒ zich (om)draaien, zich wenden

2 zich bekreunen om ⇒ zich storen aan

♦voorbeelden:

2    ich kehre mich nicht an sein Los • ik trek me zijn lot niet aan

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > kehren
3 jeder

jeder

1 〈 bijvoeglijk〉ieder, elk

2 〈 bijvoeglijk〉 enig

3 〈 zelfstandig〉 ieder(een) ⇒ eenieder, elkeen

♦voorbeelden:

1    Dinge jeder Art • dingen van allerlei aard, allerlei dingen

jedes Mal • telkens, elke, iedere keer

〈 informeel〉 jede Menge • een hele hoop

jede fünf Minuten • om de 5 minuten

jeden zweiten Tag • om de andere dag, om de twee dagen

zu jeder Zeit • te allen tijde

2    ohne jeden Grund • zonder enige reden

3    jeder der Mannschaft • iedereen van het team

〈 formeel〉 ein jeder • eenieder, iedereen

〈 spreekwoord〉 jeder ist sich selbst der Nächste • ieder is zichzelf het naast; het hemd is nader dan de rok

〈 spreekwoord〉 jeder kehre vor seiner Tür • ieder moet voor zijn eigen deur vegen

〈 spreekwoord〉 jedem das Seine, seine • ieder het zijne

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jeder
4 jeder kehre vor seiner Tür

jeder kehre vor seiner Tür

ieder moet voor zijn eigen deur vegen

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jeder kehre vor seiner Tür

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на нидерландский

ieder moet voor zijn eigen deur vegen

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с немецкого на нидерландский

ieder moet voor zijn eigen deur vegen

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: